Bericht voor thuisblijvers, 20 september

,

door Monique Maan

Toen ik in 1982 ging studeren, betekende dat een verhuizing van Goeree Overflakkee naar Kampen. Met openbaar vervoer was ik zo’n drie uur onderweg, dus ik ging niet zo vaak in het weekend naar huis. Het studentenhuis waar ik woonde had geen telefoon (je kunt het je niet meer voorstellen!), en daarom schreef mijn moeder me regelmatig brieven. Ze schreef meestal op zondagmorgen en ik had de brief dan op maandag in mijn brievenbus.

Ik schreef eigenlijk nooit terug, realiseer ik me nu. Maar mijn moeder hield het vol en zo wist ik hoe het ging met mijn opa en oma, las ik dat één van mijn broers geslaagd was voor een tentamen, dat de hond weer eens was weggelopen en nog veel meer.

Als ik het las, was ik als het ware toch even thuis. Terwijl ik bezig was uit te vliegen en mijn eigen leven op te bouwen en vorm te geven, bepaalden die brieven me toch ook steeds weer bij mijn wortels. Ik ben dan ook blij dat ik ze altijd bewaard heb.

In het Nieuwe Testament zijn ons ook tal van brieven doorgegeven. In deze brieven gaat het nauwelijks over huis-, tuin- en keukenzaken. Ze gaan meestal over grote geloofsthema’s en over allerlei zaken die spelen rondom de opbouw van gemeenten.

Ook voor deze brieven geldt: ik ben blij dat wij ze hebben. Ze bepalen ons als geloofsgemeenschap bij onze bron en bedding. Woorden van toen, om mee te nemen naar vandaag en morgen.