Bericht voor thuisblijvers, 10 oktober

,

Door Arjen Hiemstra

Het zijn rare tijden. Als bestuurslid van het Inloophuis in Westervoort was ik aanwezig bij het afscheid van één van onze medewerkers. Drie maanden heeft ze bij ons gewerkt, al snel kwam zij er achter dat dit werk niet geschikt voor haar was en nu was er een kort afscheidsmoment. De coördinator van het Inloophuis sprak haar toe en naast goede woorden zei ze ook: “Het meest merkwaardig vind ik wel dat we elkaar hier in het Inloophuis nog nooit een hand hebben gegeven”.

Over die woorden ben ik na blijven denken: Gesolliciteerd, aangenomen, aan de slag gegaan en nu in goed overleg vertrokken. Maar elkaar nog nooit een hand gegeven.

Aanraking is een merkwaardig fenomeen. We geven een hand, ter kennismaking, ter bezegeling, om te laten zien dat alles goed is tussen de één en de ander. In de kerk geven we (in normale tijden) de ouderling een hand aan het begin en aan het einde van de dienst. Bij de uitgang geef ik een hand en wens kerkgangers een goede week. Bij een vergadering is het een moment van begroeting om een hand te geven.

Dat we het nu al een hele tijd niet doen maakt het leven kaal. Aangeraakt worden is voor mensen van levensbelang. Baby’s die veel huidcontact met anderen hebben zijn levendiger en actiever. Kinderen die niet genoeg worden aangeraakt, zijn vaker ziek, groeien slechter en zijn minder sociaal.

Ondertussen gaan we maar door. Zonder elkaar een hand te geven. Sommigen zeggen: “Wen er nou maar aan, geen lijfelijk contact is het nieuwe normaal”. Ik wil er helemaal niet aan wennen, mag het alsjeblieft stoppen?