Bericht voor thuisblijvers, 12 januari

,

door Elsje Pot

De dagen gaan weer lengen en ik verheug me erop. Ik houd van licht, als het herfst wordt, moet ik altijd iets in mijzelf overwinnen om ’s avonds, als het al donker is, de deur uit te gaan. Een regenachtige, sombere dag heeft niet mijn voorkeur, het mag best koud zijn, als er maar wel een heldere hemel bij hoort met liefst ook zon. Inmiddels hebben we de kortste dag al een paar weken achter ons en elke keer als ik meen dat ook te kunnen zien, maakt mijn hart een sprongetje.

Mensen kunnen ook ‘licht’ zijn voor elkaar of de wereld. Vanuit Bijbels perspectief is dat zelfs een opdracht. Ik hoop dat er dit jaar weer veel mensen ‘licht’ kunnen zijn voor een ander. Misschien is het goed om mezelf eens wat vaker af te vragen: voor wie zou ik een lichtje kunnen zijn, ‘een kaarsje brandend in de nacht’, zo leerde ik dat in de eerste klas van de lagere school, we zongen het in de aanloop naar kerst met op onze tafeltjes een kaarsje in een zelfgemaakte kandelaar.

Je hebt als alles duister is, maar één klein vlammetje nodig om het donker minder donker te laten zijn, één lichtje kan die duisternis verdrijven. “Het licht schijnt in de en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen.” (Johannes 1 vers 5 over Jezus). Zouden daarom na ongelukken of rampen spontaan kaarsjes gebrand worden, een collectief verlangen naar licht dat de duisternis overwint?