Bericht voor thuisblijvers, 21 januari

,

Hubertien Oostdijk

In mijn jeugd gebruikten we aan tafel ‘standaardgebeden’, het ‘Onze Vader’ bij het openen van de maaltijd en het ‘O Heer wij danken U’ na afloop van de maaltijd. Bij hoge uitzondering, bijvoorbeeld een verjaardag bad mijn vader een vrij gebed. Hoewel hij vele jaren lang ouderling is geweest en dus ook een consistoriegebed moet hebben gebeden, heb ik hem er nooit over gehoord. Het geeft aan dat bidden iets persoonlijks is, iets waar je niet zo makkelijk over praat, terwijl ik met mijn vader over heel veel kon praten.

Tijdens mijn studententijd realiseerde ik me plotseling, je wilt dominee worden, nu dan mag je wel oefenen met bidden, want wanneer bad ik nu een vrij gebed?

En toch ging het me uiteindelijk best goed af, oefening baart kunst, het is van belang ontdekte ik om iets van het gesprek samen te vatten in het gebed, om het zo echt bij God te brengen, of zoals ook gezegd wordt, het aan de voet van het kruis van Christus te brengen.

Maar nog veel groter vond ik het om te ontdekken dat bidden daadwerkelijk iets doet met mensen, niet alleen ontroert het vaak, maar het geeft, zo hoor ik terug, geloof, vertrouwen, kracht en moed om verder te gaan. Ik geloof echt dat God daarbij betrokken is.

Met mensen bidden doe ik heel vaak, ongetwijfeld zal er ook vaak vòòr predikanten gebeden worden, maar mèt predikanten, het consistoriegebed uitgezonderd, is zeldzamer, toch maak ik het gelukkig wel mee. En dan raakt het je heel bijzonder en kun je er weer even tegen.