Bericht voor thuisblijvers, 25 februari
Pierre Eijgenraam
In 1984 ben ik een half jaar op studiestage geweest in Nicaragua. Vanuit de Samen-op-Wegkerken was er een samenwerking met de baptistenkerken in het land en daar profiteerden wij van. In de hoofdstad Managua bevond zich het ‘seminarie’ van de kerk. Naast de eigenlijke school waren daar ook slaapzalen en appartementen voor studenten en medewerkers. Veel studenten verbleven daar de hele week en gingen in het weekeind naar huis of uit preken.
En zoals dat gaat, wanneer je voor het eerst in een tropisch land bent: na een paar dagen werd ik ziek. Een beetje koorts, veel diarree en een algeheel gevoel van malaise. De dokter gaf mij wat pillen en stelde mij gerust: na een paar dagen zou het wel over zijn.
Een uur later stonden wel zes medestudenten plotseling naast mijn bed. Ze hadden gehoord dat ik ziek was en kwamen mij bezoeken. Na een kort gesprekje begonnen ze luidkeels te bidden, de een na de ander, en dat allemaal in het Spaans. Ik deed mijn uiterste best om alles te verstaan, maar inwendig hoopte ik vooral dat ze me maar gauw met rust zouden laten.
Ziekenbezoek is niet altijd een weldaad. Het is heel goed kijken en luisteren: is het niet te vermoeiend voor de patiënt? Zou een indringend gesprek heilzaam zijn of is dit niet het moment? Moet ik langer blijven of nu weggaan? Bidden of niet?
Maar misschien gaat het maar nauwelijks om wat je zegt of je doet. Dat je er bent is vaak al genoeg.