Bericht voor thuisblijvers, 3 maart
Elsje Pot
De opdracht om een dorstig mens te drinken te geven, is niet een ‘dichtbij huis’ opdracht. Bij dorst denk ik aan woestijn, alles dor en uitgedroogd, een blakerende zon en geen water om te drinken. En ik zie aarde, waar barsten doorheen lopen, scheuren omdat de grond is uitgedroogd, delen van de wereld waar het nauwelijks meer regent en er dus ook niets meer groeit, plaatsen waar honger en dorst hand in hand gaan.
Net als hongeren heeft dorsten ook de betekenis van verlangen. Het is een ouderwets woord en het woord dorst kan ook nog verwarring stichten: ‘zij dorst naar een feestje’ kan twee dingen betekenen: zij verlangt naar een feestje of zij durfde naar een feestje.
Door de coronapandemie streden afgelopen zomer die twee betekenissen van dorsten in mij met elkaar. Enerzijds verlangde ik ernaar om weer op pad te gaan, om weer onbekommerd een museum te bezoeken, in een restaurant te gaan zitten en toch ik deed het maar zeer mondjesmaat en heel weloverwogen, niet echt onbekommerd. Het liefst at ik buiten op terrasjes en ik bezocht drie keer een expositie en van dat laatste bezoek had ik spijt. Niet omdat ik er ziek van ben geworden, maar omdat ik ‘ja’ tegen de uitnodiging had gezegd zonder er goed over na te denken.
Mijn lievelingsrestaurantje is heel klein, ik ben er al een jaar niet meer geweest: ik dorst er naar, maar ik durfde het niet, ik verlang er naar, maar ik dorst het niet.