Bericht voor thuisblijvers, 20 april
Kees van Keulen
Psalm 151
- Heer, onze Heer, waar bent U?
Hoe moet ik in U geloven als ik U niet zie?
- Waar was U toen uw volk werd uitgemoord?
Hoorde U uw kinderen, toen ze in doodsnood tot U riepen?
- Kon U het aanzien of was U ver weg?
Huilde U, verdroeg U het of was U ergens anders?
- Kon U niet ingrijpen,
voorkomen dat uw volk werd vergast, tot as verbrand?
- Waar was U toen een moeder haar kind verloor,
het op de zoektocht naar een veilige haven niet tegen verdrinking kon beschermen?
- Zag U wat er gebeurde toen een kind aan een ziekte overleed,
zijn ouders hun kind voor altijd moesten missen?
- Ze zeggen dat U liefde bent,
ons altijd met uw zorg omringt.
- Er wordt gezongen: “Ga met God en Hij zal met je zijn”.
U zou alle dagen bij ons zijn.
- Hoe moet ik dat geloven?
Had uw volk U verlaten, zocht het geen omgang met U, of had U uw volk verlaten?
- Hoe kan ik op U vertrouwen?
Heb ik U verlaten, of hebt U mij verlaten?
- Ik heb ’s nachts tot U geroepen,
honderd keer gebeden dat ik mocht voelen dat U er bent, bij mij bent.
- Grote stilte omringde mij,
niets van een suizende koelte was daar.
- Heer, onze Heer, waar bent U?
Hoe moet ik op U vertrouwen als ik U niet zie?