Bericht voor thuisblijvers, 25 mei

,

Jos Hordijk

Mensen die kinderen krijgen bedenken een naam waarmee hun kind door het leven zal gaan. Vroeger, toen vernoemen nog regel was, was dat minder moeilijk dan tegenwoordig. Katholieken hadden, behalve uit familieleden, ruime keuze uit heiligen en Maria. Ik ben zelf ook vernoemd, naar mijn tante Jo die ook Josina heette.

Ik houd wel van dat vernoemen en noemde mijn eerste kind dan ook naar mijn oudste zus en haar man. Uit dankbaarheid. Mijn zus, die tien jaar ouder is dan ik, nam mij regelmatig mee uit tijdens mijn jeugd. Ze sleepte mij zelfs mee op een weekendje uit met vriendinnen. Haar naam en die van haar man waren ook heel geschikt om als doopnamen te gebruiken. Ze konden zelfs in elkaar geschoven en werden zo een leuke roepnaam met vier lettergrepen.

Mijn tweede kind was een zoon. Daar kwamen we niet goed uit, daarom maakten we na zijn geboorte twee briefjes met twee namen, maar in omgekeerde volgorde. Zo kwam mijn zoon aan zijn naam. De derde telg was weer een dochter. Een naam voor haar bedenken was niet zo moeilijk, want ze moest een naam krijgen met vier lettergrepen, net als haar zus.

Later in mijn leven heb ik mezelf de vraag gesteld waarom ik mijn zoon niet naar mijn broers heb vernoemd.  Mijn broers heten Simon en Pieter, dat vind ik nu prachtige namen. Had ik die namen maar op de briefjes geschreven. Maar dat was mosterd na de maaltijd. Gelukkig is Vincent heel tevreden met zijn naam.