Bericht voor thuisblijvers, 28 juli

,

Jos Hordijk

Mijn vriendin en haar man nodigden ons uit om naar Portugal te komen, ik was  dolblij. Het was mijn eerste buitenlandse vakantie, die smaakte naar meer. Een jaar later reisden we  naar de Peloponnesos en het jaar daarop werd het Lesbos. Vele eilanden volgden, maar Lesbos  heeft ons hart gestolen. Een mooier stadje dan het monumentale Molivos op Lesbos vind je niet zomaar. Na die eerste keer  bezochten we Lesbos vaker. Op een dag zagen we zwemvesten en rubberbootjes op een verlaten strandje liggen en het jaar daarop sjokten er mensen langs de weg die op het schoolplein moesten wachten tot ze naar de hoofdstad gebracht werden. Alle ellende was te volgen in de media. Er zijn zelfs exposities van foto’s gemaakt in kamp Moria, in 3 verschillende Nederlandse musea te zien. Mensen die moeten vluchten, daar wen je nooit aan. Voor de eilandbewoners is het ook erg. Hun olijfbomen werden vernield, de takken eraf getrokken om vuurtjes te stoken, de olijven te vroeg gegeten. Toen de toeristen weg  bleven verloren zij hun tweede bron van inkomsten.

Aan ons wordt vaak gevraagd of we de vluchtelingen gezien hebben. ‘Waar bedoel je’ stel ik dan als wedervraag  ‘op Lesbos?’  Vluchtelingen zie je in Arnhem in Rozet, op het terras, in de bus en in het park.  Op Lesbos zie je ze niet. Duizenden mensen worden op 80 km rijden van de toeristenplaatsjes  in tentenkampen nabij de hoofdstad vastgehouden.  Het Noorden van het eiland is verlaten. Daar komen de laatste jaren nauwelijks toeristen meer.