Bericht voor thuisblijvers, 4 augustus

,

Pierre Eijgenraam

Als kind vond ik het vervelend dat ik niet echt ‘ergens vandaan kwam’. Ik groeide op in Harderwijk, maar sprak geen dialect zoals mijn klasgenoten, want ik was er niet geboren. Mijn moeder wel, maar haar ouders kwamen dan weer van de Zuid-Hollandse eilanden.

Mijn vader had echte ‘wortels’. Hij werd geboren in een dorpje bij Delft op de rand van het Westland. Zijn vader, ooms en broers waren allemaal tuinders en kweekten komkommers, tomaten, chrysanten en potplanten. Ook eerdere generaties, tot vierhonderd jaar terug, waren allemaal ‘warmoeziers’ (groente­telers) in het zelfde dorp. Toch had mijn vader een andere weg gekozen; hij ging studeren en werd leraar Frans –vandaar mijn Franse voornaam.

In de jaren na zijn overlijden deden mijn broer en ik elke zomervakantie twee weken vakantiewerk bij de ooms in de kas. Zo leerden we de wereld kennen waarin onze vader was opgegroeid en groeide mijn verbondenheid met de familie. Die verbondenheid uitte zich later vooral in de jaarlijkse familiereünie op Nieuwjaarsdag. Alle ooms en tantes en de meeste neven en nichten met hun (klein)kinderen waren daar trouw aanwezig –ik ook. Al zagen we elkaar maar eens per jaar: ik hoorde erbij en dat gaf een goed gevoel om het nieuwe jaar mee in te gaan.

Jammer genoeg zijn deze bijeenkomsten gestopt: de ooms en tantes werden te oud. Van de acht broers en zussen van mijn vader zijn er nog maar twee in leven. De kassen waar zij werkten zijn gesloopt; het dorp is onherkenbaar veranderd in een grote nieuwbouwwijk. Gelukkig heb ik de herinnering nog.