Bericht voor thuisblijvers, 8 augustus

,

Kees van Keulen

Ik kom uit een degelijk gereformeerd gezin. Twee keer per zondag naar de kerk. Bij iedere maaltijd tweemaal gebed en Bijbellezing. De zondagsrust werd in acht genomen; was overigens zo gek nog niet! Iedere week catechisatie, waarbij na afloop iedereen van ds. Veenhuizen een hand kreeg. Wij knepen zo hard mogelijk. Stukken van de Heidelbergse Catechismus heb ik uit het hoofd geleerd, maar daar zat inmiddels de klad in. Ook zijn er veel verzen van de oude Psalmberijming ingestampt, op de 2e Da-Costaschool. Ik zat eerst op de GJO-club Jonathan en later op de jeugdverening’ Saevis Tranquillus in Undis’. Wat een onzin heb ik in inleidingen opgeschreven!

Ik, en dat geldt ook voor mijn zusters en broers, heb er geen ‘vieze smaak’ aan overgehouden. Je wist niet beter, het gaf nauwelijks conflict, en er was genoeg mogelijk. Ik geloof niet dat ik er slechter van ben geworden, maar sta er inmiddels op afstand van. Mijn geloof bestaat niet uit antwoorden, maar uit vragen.

Bij ons thuis werd veel orgel (harmonium) gespeeld. Ik ben daar pas later, op m’n 21e mee begonnen (en de enige die ermee is doorgegaan). De enkele keer dat ik iets aan het geloof beleef, zit ik achter het orgel. Dan worden er kennelijk diepere lagen aangeboord. ‘Een voertuig van geloof’ noemde een broer het. Misschien is orgelspelen daarom belangrijk voor mij. Soms denk ik, als ik Bach hoor: ‘Ik zou er haast een gelovige van worden’. Vrucht van de wortels?