Vanaf de zijlijn

,

Elsje Pot:

Zoet heeft lange tijd een positieve uitstraling gehad, zeker tegen de achtergrond van het tegenovergestelde: stout. Ook in de bijbel heeft zoet een positieve klank tegenover bitter en zout. Tegenwoordig verdwijnt die positieve connotatie wat naar de achtergrond: zoetigheden zijn slecht voor je gebit, je wordt er dik van, het heeft geen gezonde uitstraling.

Toen ik nog op de lagere school zat, kon je zoethout kopen, voor een dubbeltje, we kauwden erop, best goor eigenlijk en het smaakt niet echt zoet. Volgens mij verkopen ze het nog in het snoepwinkeltje in het Openluchtmuseum. Net als zoethout associeer ik het woordje ‘zoet’ nu ook met iets van vroeger, voor mijn gevoel is de waarde van het woord ‘zoet’ gedevalueerd. Zouden er nog ouders zijn, die met betrekking tot hun kind het woord zoet gebruiken?

 

Gravend in mijn geheugen vraag ik mij af of ik het woord zoet ooit gebruikt heb in relatie tot mijn kinderen. Ik weet het niet, ik vermoed dat ik eerder dacht: wat zitten ze toch ‘lekker’ te spelen of wat zijn ze toch ‘lief’. Zoet heeft tegenwoordig toch een wat klef imago: ik zie roze suikerspinnen en erg brave kinderen. Eigenlijk lijkt het me geen aanbeveling meer, als je in de huidige tijd zoet wordt genoemd.

Alleen rond Sinterklaas kan het een voordeel zijn: wie zoet is, krijgt lekkers, wie stout is de roe, en je voorkomt er een enkele reis Spanje mee.