Vanaf de zijlijn

,

Monique Maan:

Mijn vader, opgegroeid in de oorlog en door het overlijden van zijn vader al op jonge leeftijd medeverantwoordelijk voor het (financieel) reilen en zeilen in zijn gezin van herkomst, hamerde vanaf mijn kinderjaren al met grote regelmaat op het belang van financieel op eigen benen kunnen staan.

Mijn moeder, die op de dag dat ze met mijn vader trouwde moest stoppen als tandartsassistente – maar omdat de tandarts geen vervanger kon vinden, mocht ze vervolgens toch nog terugkomen totdat mijn oudste broer geboren werd – legde vooral de nadruk op hoe fijn het is om ook een plek buiten het gezin te hebben, waar je je talenten kunt ontplooien.

Het was voor mij dus vanzelfsprekend dát ik iets zou worden, maar wát ik als klein meisje wilde worden, weet ik eigenlijk niet meer. Ik herinner me vooral dat alle opties naar mijn idee open lagen: banketbakker, zwemjuf, bij mijn vader op de zaak, of dokter worden.

Naarmate ik ouder werd, leken sommige opties me toch minder aantrekkelijk. Andere vielen af omdat ik geen talent bleek te hebben voor het vereiste vakken­pakket. Uiteindelijk leek het de studie rechten te worden. Ik zag mezelf wel als advocaat.

Maar hoe wonderlijk kan het gaan. Uiteindelijk koos ik in mijn examenjaar – om allerlei redenen waar een apart stukje over te schrijven zou zijn – toch voor theologie. Ik begon mijn studie met het idee dat ik waarschijnlijk geen predikant zou worden, ik dacht eerder aan godsdienstonderwijs. Maar ook dat liep uiteindelijk anders.  En ik heb er nooit spijt van gehad.