Vanaf de zijlijn
Pierre Eijgenraam:
Als middelbare scholier was ik een verwoed vogelliefhebber. Met de ‘Christelijke Jeugdbond voor Natuurvrienden’ trok ik elke zaterdag de vrije natuur in. We woonden in Harderwijk en dat was ideaal: aan de ene kant de bossen, heidevelden, beken en vennen van de Veluwe, aan de andere kant de pas ontgonnen Flevopolders: een paradijs voor vogelliefhebbers!
Ik wilde dan ook ‘ornitholoog’ worden, iemand die vogels op wetenschappelijke wijze bestudeert. Op een voorlichtingsdag van de universiteit volgde de ontnuchtering. We zaten met zo’n tweehonderd belangstellenden voor de biologiestudie in een grote collegezaal. De docent vroeg wie van ons natuurliefhebbers waren: bijna iedereen. Vervolgens vertelde hij dat nog geen vijf procent van ons in de veldbiologie terecht zou komen. Een carrière in onderwijs, medische of agrarische sector was veel waarschijnlijker. Studenten zaten vooral binnen in het laboratorium en kwamen maar zelden in de vrije natuur.
Teleurgesteld dwaalde ik verder door het universiteitsgebouw. Daar trof ik een piepklein zaaltje met tien mensen rond een tafel. Het bleek de afdeling ‘Semitische talen’ te zijn: hier kon je alles leren over talen en culturen van het oude Midden-Oosten: Babylonisch, Aramees, Hebreeuws, archeologie… Ik was meteen verkocht!
Later legde iemand mij uit dat deze studie alleen zin had als je er heel goed in zou worden. Waarom geen theologie, daar zat sowieso Hebreeuws in en geschiedenis van het Midden Oosten? Mochten de Semitische talen mij echt passen, dan kon ik altijd nog overstappen. Dat was natuurlijk een verstandig advies. En zo is het gekomen..