Vanaf de zijlijn
Pierre Eijgenraam:
Op het hoogste punt (1505 meter) van de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela bevindt zich ‘a Cruz de Ferro’. Het is een ijzeren kruis, vermoedelijk uit de 11e eeuw, op een hoge paal met een enorme hoop stenen daaronder.
Een legende veronderstelt dat eens de apostel Jakobus hier een heidens altaar aantrof, waarop mensenoffers werden gebracht. In heilige woede ontstoken wierp hij een steen naar het altaar, dat in duizend kleine stukken uiteenspatte. Dat was het begin van de steenhoop; het later geplaatste kruis herinnert daaraan.
Waarschijnlijker is dat het kruis bedoeld was als herkenningspunt voor de vele pelgrims die in de middeleeuwen voorbij deze eenzame plek trokken. In die tijd ontstond de gewoonte om van huis een steen mee te dragen en die hier achter te laten, aan de voet van het kruis. Die steen stond symbool voor de last van het verleden, van zorgen of verdriet die je met je meedroeg.
Daarvan bevrijd mag de pelgrim aan het laatste deel van de reis beginnen. De woeste en droge Spaanse hoogvlakte maakt plaats voor idyllisch groene streken. Alsof je opeens het paradijs mag betreden!
Ook ik heb in 1997 mijn steen(tje) achtergelaten. Het is een mooi ritueel dat me oprecht goed deed. Maar is het nou echt nodig om daar zo’n verre reis voor te maken? Misschien niet; heilzaam is het wel om -zo niet letterlijk, dan toch figuurlijk- eens wat afstand te nemen en je van ballast te ontdoen.