Vanaf de zijlijn

,

Jos Hordijk:

Jaren geleden was ik met mijn kleinzoon in de dierentuin. Mijn kleinzoon, nog een klein jongetje, was gefascineerd door de pinguïns en het water dat daar van de rots naar beneden klettert. Voor ik het wist stond ik te zingen: ‘Het water zal stenen breken’. ‘Kan dat echt, oma?’ vroeg mijn kleinzoon en ik vertelde hem dat het kan, als het water genoeg tijd heeft.

Heel voorzichtig probeerde ik hem ook uit te leggen dat het lied gaat over sterk zijn als het moeilijk wordt en je kracht gebruiken als dat nodig is. Net als de zalm die tegen de stroom ingaat. We zongen maar een klein stukje van het lied, het refrein. Mijn kleinzoon luisterde en zong met me mee en het werd ons liedje. Soms zeg ik tegen hem als het moeilijk gaat: ‘Denk aan het water dat stenen zal breken’.

Wanneer alles diep van binnen pijn doet

en je alleen, tegenover je eigen beeld,

ziet dat het vervormd is door onbekende spiegels,

wanneer de dingen voor je schaduw wijken,

wanneer je woord dat van een ander lijkt

en je hartslag uit je lichaam vlucht,

wanneer je handen ver van je zijn

en je de afdruk van je voeten niet herkent,

wanneer je niets meer waarneemt dan dode buitenkanten…

 

Ga dan -als een zalm- tegen de stroom in

met alle razernij van je woede.

Wanhoop niet, het water zal stenen breken’[1].

 

[1] Gedicht van Michele Najlis (geboren Granada, Nicaragua, 1946)