Vanaf de zijlijn

,

Arjen Hiemstra

Een oma heb ik niet, ik had beppe Wybkje. Ze werd geboren in 1909, bij haar geboorte overleed haar moeder. Haar vader trouwde opnieuw, zijn tweede vrouw had een gat in de hand, ook het geld waar mijn beppe recht op had ging verloren. De stiefmoeder was niet aardig voor haar. Ook deze vrouw stierf in een kraambed en er kwam een huishoudster, zij was vooral zuinig. De financiën kwamen op orde. Later trouwde beppe’s vader met zijn huishoudster. Erg fijn is het niet geworden.

Beppe Wybkje trouwde, hij was bakker. Hard werken, vroeg opstaan en zij deed de winkel. Twee dochters werden geboren en zij was zwanger van haar derde toen haar man stierf na een ziekenhuisopname van maanden. Zijn derde dochter heeft hij nooit gezien.

Beppe Wybkje was en bleef weduwe. Er waren wel eens mannen, maar ze wilde ze niet meer. “Ze zou het zelf wel redden”. Ze had teveel gezien. Sociale voorzieningen waren er niet – de weduwen en wezenwet kwam pas in 1959 – de diaconie moest haar ondersteunen. Het verhaal gaat dat sommige diakenen “zich jaarlijks niet afvroegen of ze het een beetje redde, maar of het misschien met nog een beetje minder zou gaan”.

Met beppe Wybkje wandelde ik. Eindeloze uitzichten op de IJsselmeerdijk en later over de weggetjes in de Friese wouden. En ondertussen praten over, ja waarover eigenlijk? Niet over wat haar allemaal was overkomen.

Ik wandel nog steeds. Met dank aan de verhalen over haar ben ik altijd een beetje socialistisch gebleven.