Vanaf de zijlijn
Kees van Keulen
Ik heb één vluchtige herinnering aan één oma van mij: een voor mij vreemde, oude vrouw in zwarte kleren, die in haar stoel zat. De andere oma heb ik niet gekend, was al overleden voordat ik haar bewust had meegemaakt. Wat betreft de opa’s evenzo. Dat krijg je ervan, als je tot de jongsten van een groot gezin, met acht kinderen, behoort. Bovendien werden velen vroeger (ik praat over begin 50-tiger jaren) nog niet zo oud als nu.
Een gevolg daarvan was dat ik in mijn jonge jaren nooit ergens heb gelogeerd. Mijn oudste zusters en broers wel. Ik moet toegeven dat ik het niet heb gemist. Ik had ook maar heel beperkte contacten met tantes en ooms, en heb die nog steeds niet met nichten en neven. Ik voel geen behoefte die “in het leven te roepen”. Van mijn oudste broers en zussen zijn er die dit niet begrijpen. Zij hebben de familie heel anders, van dichtbij, meegemaakt en hechten daardoor meer aan die relaties.
Velen zullen vast warme herinneringen hebben aan één of beide oma’s, en dat is goed. Ik heb die niet, maar het heeft me ook nooit in de weg gezeten.