Vanaf de zijlijn
Monique Maan
Mijn ene opa, de vader van mijn moeder, was een ongelooflijk lieve opa. Als ik aan hem denk, denk ik aan sinaasappels met een extra schepje suiker om het nóg lekkerder te maken, aan de mand met Sinterklaascadeaus die ineens in de gang stond op het moment dat hij er altijd nét niet was, aan ritjes bij hem achterop de fiets, en aan zijn blik als we met z’n allen aan tafel zaten en hij tegen mijn oma zei: ‘En dit hoort allemaal bij ons, wat een geschenk!’.
Mijn andere opa, de vader van mijn vader, heb ik nooit gekend. Hij was al overleden voordat mijn ouders trouwden. Toch is hij er voor mij altijd geweest door alle verhalen die ik over hem gehoord heb. Het bijzondere is dat mijn vader dingen over zijn vader vertelde die ik terugzag in mijn vader zelf. Zijn zorg om het gezin, zijn idee dat je je talenten voluit moet benutten, zijn inzet voor kerk en maatschappij. Ik ken mijn opa’s gezicht alleen van foto’s. Maar door hoe hij voortleefde in mijn vader (en wie weet ook wel weer in mij) hoort hij er toch ook helemaal bij. Hanna Lam dichtte: ‘De mensen van voorbij, zij blijven met ons leven, de mensen van voorbij, zij zijn met ons verweven in liefde, in verhalen die wij zo graag herhalen.’ Woorden die wat mij betreft – voor mijn beide opa’s – zo waar zijn.