Vanaf de zijlijn

,

Elsje Pot

Eén van mijn opa’s overleed toen ik 6 jaar was. Ik heb eigenlijk geen actieve herinneringen aan hem en toch heeft hij een belangrijke rol in mijn leven gespeeld.
Zijn overlijden was aanleiding voor mijn moeder om mij te vertellen dat ik voor opa kon bidden. Zo begon op zesjarige leeftijd mijn gebedsleven: in plaats van het geijkte ‘ik ga slapen, ik ben moe’ bad ik voortaan eigen geformuleerde gebeden. Ik heb het mijn moeder nooit gezegd, maar zij heeft mij daarmee een grote dienst bewezen en zeker in mijn tienertijd voerde ik ellenlange gesprekken met onze lieve Heer.

Eveneens als tiener kreeg ik net als zoveel andere kinderen, die van huis uit het geloof hebben meegekregen, vragen over een leven na dit leven, hoe zou dat dan gaan als je doodgaat? Mijn vader vertelde me toen dat er meer is tussen hemel en aarde dan wij kunnen bevroeden en illustreerde dat met een persoonlijk verhaal. Hij vertelde dat hij, toen zijn vader overleed (ja, die opa dus) het gevoel had dat hij er nog was. Dat is voor mijn vader een ervaring geweest, die hem overtuigde dat het leven op één of andere manier na de dood niet zou eindigen. Ik heb het mijn vader nooit gezegd, maar ik draag het als een kleinood met me mee.

Ik vind het een troostrijke gedachte dat een mens ook al is hij gestorven zo van betekenis kan zijn, ook als je zelf geen echte herinneringen hebt aan die persoon.