Vanaf de zijlijn
Jos Hordijk
Als kind speelde ik na schooltijd altijd buiten met de buurtkinderen. Als ik geroepen werd moest ik binnen komen om te eten en te slapen. Iedere zondag liep ik met mijn vader naar de kerk in zondagse kleren en op zondagse schoenen. Als de preek begon kreeg ik een pepermuntje. Niet alles mocht op zondag, er waren beperkingen op het gebied van ons verplaatsen en kopen. Lezen was toegestaan en buiten spelen ook en we aten ‘zondags’ eten, dat was extra lekker.
Op bijzondere feestdagen gingen wij naar De Brink, om vaderlandse liedjes te zingen zoals: ‘O, schitterende kleuren van Nederlands vlag’ en ‘Wilt heden nu treden voor God onze Here’. En ‘waar de blanke top der duinen’. Het Wilhelmus zongen we ongetwijfeld ook. Natuurlijk nam ik de door mijn vader gemaakte kleppers mee naar De Brink. Ik genoot van het muziekkorps en het samen zingen en klepperen.
Op Koninginnedag gingen we ’s morgens naar school om spelletjes te doen en ’s middags kreeg ik geld om een balletje te kopen met een elastiekje eraan. We dronken thuis een glaasje ranja en waren de hele dag buiten of naar de bazaar in de Vredeskerk waar we mochten grabbelen in de grabbelton, blikjes omgooien met een balletje, geblinddoekt een parcours afleggen en andere spelletjes. Wij kinderen ondernamen van alles met elkaar. Geen ouders die ons volgden op hun smartphones. Onze ouders hadden rust op Koninginnedag. Wat waren wij vrij en zelfstandig als kinderen van onze tijd. Niet meer van deze tijd?