Niets gevonden

Uw zoekopdracht leverde helaas geen artikelen op

Pierre Eijgenraam

Kent u de ‘Groene Bedstee’ in landgoed Mariëndaal, tussen Arnhem en Oosterbeek? Dat is de mooiste tunnel die ik ken. Aangelegd rond 1860, een paar honderd meter lang, bestaande uit zorgvuldig opgebonden en gesnoeide haagbeuken die samen een lange groene tunnel vormen. De bedstee was een geliefde plek voor adellijke dames, waar ze onbespied en beschermd tegen zonneschijn een uurtje in de buitenlucht konden vertoeven.

Zelf heb ik ook zo’n groene bedstee, in het Rozendaalse bos. Elke week ga ik daar een paar keer wandelen, ’s morgens rond een uur of acht. Je vindt er een wirwar aan ‘groene tunnels’: zandwegen en paden onder de bomen, waarover je elke dag een andere route kunt kiezen.

Mijn wandeling begint meestal hijgend en puffend, want het is er behoorlijk heuvelachtig. Eenmaal warmgelopen begint het piekeren: ik denk na over mijzelf, over vrouw en kinderen, het programma voor de dag, over gedoe in de kerkenraad of in de gemeente, over de preek of mijn nieuwe column voor de thuisblijvers. Na een half uur of drie kwartier daalt er wat rust in mij. Mijn hoofd begint ‘schoon’ te worden. Ik kijk om me heen en geniet van de rust en de schoonheid in het bos; het wandelen wordt bijna een soort van bidden of mediteren.

Na een goed uur bereik ik dan weer de parkeerplaats, aan het einde van mijn groene tunnel. De dag kan niet meer stuk, ik ben er klaar voor!

 

De schrijvers laten deze keer hun licht schijnen over ‘Het einde van de tunnel’. Of dat nu symbolisch is (corona is op z’n retour) laten we maar even in het midden, feit is dat het einde van de tunnel meestal opluchting teweegbrengt.

Tunnels blijven toch opmerkelijke fenomenen. Je gaat erin en eruit en ondertussen ben je onder de grond. Het is er donker, je hebt licht bij je of het hangt ergens in de tunnel en als de tunnel werkelijk recht is zie je aan de beide uiteinden licht binnenvallen.

Vaak zijn ze buitengewoon functioneel: voordat er tunnels waren, was het oversteken van de Alpen een levensgevaarlijke klus. Dat is het aanleggen ervan trouwens ook: regelmatig hoor je dat er ongelukken gebeuren tijdens het aanleggen daarvan. Daarom wordt de heilige Barbara van Nicomedia (waarvan gezegd wordt dat ze opgesloten zat in een kelder) bij de tunnelbouwers ook aangeroepen om de veiligheid te bevorderen tijdens de klus.

Sommige mensen zijn gefascineerd van tunnels, anderen kunnen er niets mee en zijn het liefst weer snel buiten.

De redactie

 

Kees van Keulen

De redactie had een vooruitziende blik en ging er bij het opstellen van de onderwerpenlijst – maanden geleden – vanuit, dat de corona-pandemie nu (bijna) voorbij zou zijn. Zouden we er lekker nog eens over los kunnen gaan.

Bij mij – en vast veel anderen – komt dan de vraag naar boven, wat dit voor de kerkgang betekent. Zouden de voorheen trouwe kerkgangers er inmiddels aan gewend zijn niet meer naar de kerk te gaan, het wel best vinden voor de tv te zitten en een perfect lopende dienst “mee te maken”? De uitzendingen van onze eigen kerkdiensten via Kerkomroep.nl liepen toch bepaald niet vlekkeloos! Wie zou er de afgelopen maanden achter zijn gekomen er niets aan te hebben gemist? Zouden de ouders met kinderen wegblijven, nu de kinderen niet beter weten? En dan de velen die – begrijpelijk met verdriet – afstand hebben gedaan van De Kandelaar en niet eens de kans hebben gekregen te wennen aan een nieuw huis? Wat zou de consequentie ervan zijn, dat we zolang na de dienst geen koffie hebben gedronken?

Het einde van de tunnel. Licht? Een zwart gat? Of laat het ons koud? In ieder geval ben ik ervan overtuigd, dat we er niet op hoeven te rekenen, dat God haar/zijn kerk ervoor zal behoeden geheel verloren te gaan. We moeten onszelf de vraag stellen: Kunnen we niet zonder de kerkdiensten en gaan er koste wat kost mee door, of houden we ermee op?

 

Arjen Hiemstra

Afgelopen woensdag was het 25 jaar geleden dat ik bevestigd werd als predikant in mijn eerste gemeente. Een feestelijke gebeurtenis op een zonnige zondag in een kerkje in Vollenhove. Mijn stagepredikant deed de bevestiging, iedereen blij en uitgelaten, een mooie dienst en na afloop een ontmoeting met familie, vrienden en gemeenteleden van de nieuwe gemeente. En alles zag er mooi uit, er lag een onbekende loopbaan te wachten.

Wat er ook mooi uitzag was mijn toga. Want ja, de dominee moest er ook een beetje netjes uitzien; ik was nogal liturgisch gezind in die dagen (en nog), dus daar hoorde een witte toga bij. Tot die gebeurtenis had ik geen inkomen, terwijl mijn echtgenote maar een half inkomen had. Dus de toga was wel een rib uit ons lijf: vierhonderd vijftig gulden! Om de kosten te drukken koos ik voor twee stola’s met aan de binnenkant en de buitenkant twee verschillende liturgische kleuren. Door de stola om te draaien bevond je je plotseling in een heel andere liturgische sfeer.

Inmiddels zijn we een kwart eeuw verder. De kerk is veranderd (op veel plekken minder vol geworden). De wereld is veranderd (11 september, oorlog in de golf, onvrede in de politiek, corona). Toch is de toga nog altijd dezelfde. Misschien is ze een beetje meer gesleten. Zoals ook de dominee een beetje gesleten is. Aanvankelijk was hij toch wel erg bezig met de dingen uitleggen die hij op de universiteit geleerd had.

Een rib uit ons lijf was het. Maar ach, daar zijn wel meer mooie dingen uit voortgekomen

 

 

Pierre Eijgenraam

Kent u de ‘Groene Bedstee’ in landgoed Mariëndaal, tussen Arnhem en Oosterbeek? Dat is de mooiste tunnel die ik ken. Aangelegd rond 1860, een paar honderd meter lang, bestaande uit zorgvuldig opgebonden en gesnoeide haagbeuken die samen een lange groene tunnel vormen. De bedstee was een geliefde plek voor adellijke dames, waar ze onbespied en beschermd tegen zonneschijn een uurtje in de buitenlucht konden vertoeven.

Zelf heb ik ook zo’n groene bedstee, in het Rozendaalse bos. Elke week ga ik daar een paar keer wandelen, ’s morgens rond een uur of acht. Je vindt er een wirwar aan ‘groene tunnels’: zandwegen en paden onder de bomen, waarover je elke dag een andere route kunt kiezen.

Mijn wandeling begint meestal hijgend en puffend, want het is er behoorlijk heuvelachtig. Eenmaal warmgelopen begint het piekeren: ik denk na over mijzelf, over vrouw en kinderen, het programma voor de dag, over gedoe in de kerkenraad of in de gemeente, over de preek of mijn nieuwe column voor de thuisblijvers. Na een half uur of drie kwartier daalt er wat rust in mij. Mijn hoofd begint ‘schoon’ te worden. Ik kijk om me heen en geniet van de rust en de schoonheid in het bos; het wandelen wordt bijna een soort van bidden of mediteren.

Na een goed uur bereik ik dan weer de parkeerplaats, aan het einde van mijn groene tunnel. De dag kan niet meer stuk, ik ben er klaar voor!

 

De schrijvers laten deze keer hun licht schijnen over ‘Het einde van de tunnel’. Of dat nu symbolisch is (corona is op z’n retour) laten we maar even in het midden, feit is dat het einde van de tunnel meestal opluchting teweegbrengt.

Tunnels blijven toch opmerkelijke fenomenen. Je gaat erin en eruit en ondertussen ben je onder de grond. Het is er donker, je hebt licht bij je of het hangt ergens in de tunnel en als de tunnel werkelijk recht is zie je aan de beide uiteinden licht binnenvallen.

Vaak zijn ze buitengewoon functioneel: voordat er tunnels waren, was het oversteken van de Alpen een levensgevaarlijke klus. Dat is het aanleggen ervan trouwens ook: regelmatig hoor je dat er ongelukken gebeuren tijdens het aanleggen daarvan. Daarom wordt de heilige Barbara van Nicomedia (waarvan gezegd wordt dat ze opgesloten zat in een kelder) bij de tunnelbouwers ook aangeroepen om de veiligheid te bevorderen tijdens de klus.

Sommige mensen zijn gefascineerd van tunnels, anderen kunnen er niets mee en zijn het liefst weer snel buiten.

De redactie

 

Kees van Keulen

De redactie had een vooruitziende blik en ging er bij het opstellen van de onderwerpenlijst – maanden geleden – vanuit, dat de corona-pandemie nu (bijna) voorbij zou zijn. Zouden we er lekker nog eens over los kunnen gaan.

Bij mij – en vast veel anderen – komt dan de vraag naar boven, wat dit voor de kerkgang betekent. Zouden de voorheen trouwe kerkgangers er inmiddels aan gewend zijn niet meer naar de kerk te gaan, het wel best vinden voor de tv te zitten en een perfect lopende dienst “mee te maken”? De uitzendingen van onze eigen kerkdiensten via Kerkomroep.nl liepen toch bepaald niet vlekkeloos! Wie zou er de afgelopen maanden achter zijn gekomen er niets aan te hebben gemist? Zouden de ouders met kinderen wegblijven, nu de kinderen niet beter weten? En dan de velen die – begrijpelijk met verdriet – afstand hebben gedaan van De Kandelaar en niet eens de kans hebben gekregen te wennen aan een nieuw huis? Wat zou de consequentie ervan zijn, dat we zolang na de dienst geen koffie hebben gedronken?

Het einde van de tunnel. Licht? Een zwart gat? Of laat het ons koud? In ieder geval ben ik ervan overtuigd, dat we er niet op hoeven te rekenen, dat God haar/zijn kerk ervoor zal behoeden geheel verloren te gaan. We moeten onszelf de vraag stellen: Kunnen we niet zonder de kerkdiensten en gaan er koste wat kost mee door, of houden we ermee op?

 

Arjen Hiemstra

Afgelopen woensdag was het 25 jaar geleden dat ik bevestigd werd als predikant in mijn eerste gemeente. Een feestelijke gebeurtenis op een zonnige zondag in een kerkje in Vollenhove. Mijn stagepredikant deed de bevestiging, iedereen blij en uitgelaten, een mooie dienst en na afloop een ontmoeting met familie, vrienden en gemeenteleden van de nieuwe gemeente. En alles zag er mooi uit, er lag een onbekende loopbaan te wachten.

Wat er ook mooi uitzag was mijn toga. Want ja, de dominee moest er ook een beetje netjes uitzien; ik was nogal liturgisch gezind in die dagen (en nog), dus daar hoorde een witte toga bij. Tot die gebeurtenis had ik geen inkomen, terwijl mijn echtgenote maar een half inkomen had. Dus de toga was wel een rib uit ons lijf: vierhonderd vijftig gulden! Om de kosten te drukken koos ik voor twee stola’s met aan de binnenkant en de buitenkant twee verschillende liturgische kleuren. Door de stola om te draaien bevond je je plotseling in een heel andere liturgische sfeer.

Inmiddels zijn we een kwart eeuw verder. De kerk is veranderd (op veel plekken minder vol geworden). De wereld is veranderd (11 september, oorlog in de golf, onvrede in de politiek, corona). Toch is de toga nog altijd dezelfde. Misschien is ze een beetje meer gesleten. Zoals ook de dominee een beetje gesleten is. Aanvankelijk was hij toch wel erg bezig met de dingen uitleggen die hij op de universiteit geleerd had.

Een rib uit ons lijf was het. Maar ach, daar zijn wel meer mooie dingen uit voortgekomen

 

 

Pierre Eijgenraam

Kent u de ‘Groene Bedstee’ in landgoed Mariëndaal, tussen Arnhem en Oosterbeek? Dat is de mooiste tunnel die ik ken. Aangelegd rond 1860, een paar honderd meter lang, bestaande uit zorgvuldig opgebonden en gesnoeide haagbeuken die samen een lange groene tunnel vormen. De bedstee was een geliefde plek voor adellijke dames, waar ze onbespied en beschermd tegen zonneschijn een uurtje in de buitenlucht konden vertoeven.

Zelf heb ik ook zo’n groene bedstee, in het Rozendaalse bos. Elke week ga ik daar een paar keer wandelen, ’s morgens rond een uur of acht. Je vindt er een wirwar aan ‘groene tunnels’: zandwegen en paden onder de bomen, waarover je elke dag een andere route kunt kiezen.

Mijn wandeling begint meestal hijgend en puffend, want het is er behoorlijk heuvelachtig. Eenmaal warmgelopen begint het piekeren: ik denk na over mijzelf, over vrouw en kinderen, het programma voor de dag, over gedoe in de kerkenraad of in de gemeente, over de preek of mijn nieuwe column voor de thuisblijvers. Na een half uur of drie kwartier daalt er wat rust in mij. Mijn hoofd begint ‘schoon’ te worden. Ik kijk om me heen en geniet van de rust en de schoonheid in het bos; het wandelen wordt bijna een soort van bidden of mediteren.

Na een goed uur bereik ik dan weer de parkeerplaats, aan het einde van mijn groene tunnel. De dag kan niet meer stuk, ik ben er klaar voor!

 

De schrijvers laten deze keer hun licht schijnen over ‘Het einde van de tunnel’. Of dat nu symbolisch is (corona is op z’n retour) laten we maar even in het midden, feit is dat het einde van de tunnel meestal opluchting teweegbrengt.

Tunnels blijven toch opmerkelijke fenomenen. Je gaat erin en eruit en ondertussen ben je onder de grond. Het is er donker, je hebt licht bij je of het hangt ergens in de tunnel en als de tunnel werkelijk recht is zie je aan de beide uiteinden licht binnenvallen.

Vaak zijn ze buitengewoon functioneel: voordat er tunnels waren, was het oversteken van de Alpen een levensgevaarlijke klus. Dat is het aanleggen ervan trouwens ook: regelmatig hoor je dat er ongelukken gebeuren tijdens het aanleggen daarvan. Daarom wordt de heilige Barbara van Nicomedia (waarvan gezegd wordt dat ze opgesloten zat in een kelder) bij de tunnelbouwers ook aangeroepen om de veiligheid te bevorderen tijdens de klus.

Sommige mensen zijn gefascineerd van tunnels, anderen kunnen er niets mee en zijn het liefst weer snel buiten.

De redactie

 

Kees van Keulen

De redactie had een vooruitziende blik en ging er bij het opstellen van de onderwerpenlijst – maanden geleden – vanuit, dat de corona-pandemie nu (bijna) voorbij zou zijn. Zouden we er lekker nog eens over los kunnen gaan.

Bij mij – en vast veel anderen – komt dan de vraag naar boven, wat dit voor de kerkgang betekent. Zouden de voorheen trouwe kerkgangers er inmiddels aan gewend zijn niet meer naar de kerk te gaan, het wel best vinden voor de tv te zitten en een perfect lopende dienst “mee te maken”? De uitzendingen van onze eigen kerkdiensten via Kerkomroep.nl liepen toch bepaald niet vlekkeloos! Wie zou er de afgelopen maanden achter zijn gekomen er niets aan te hebben gemist? Zouden de ouders met kinderen wegblijven, nu de kinderen niet beter weten? En dan de velen die – begrijpelijk met verdriet – afstand hebben gedaan van De Kandelaar en niet eens de kans hebben gekregen te wennen aan een nieuw huis? Wat zou de consequentie ervan zijn, dat we zolang na de dienst geen koffie hebben gedronken?

Het einde van de tunnel. Licht? Een zwart gat? Of laat het ons koud? In ieder geval ben ik ervan overtuigd, dat we er niet op hoeven te rekenen, dat God haar/zijn kerk ervoor zal behoeden geheel verloren te gaan. We moeten onszelf de vraag stellen: Kunnen we niet zonder de kerkdiensten en gaan er koste wat kost mee door, of houden we ermee op?

 

Arjen Hiemstra

Afgelopen woensdag was het 25 jaar geleden dat ik bevestigd werd als predikant in mijn eerste gemeente. Een feestelijke gebeurtenis op een zonnige zondag in een kerkje in Vollenhove. Mijn stagepredikant deed de bevestiging, iedereen blij en uitgelaten, een mooie dienst en na afloop een ontmoeting met familie, vrienden en gemeenteleden van de nieuwe gemeente. En alles zag er mooi uit, er lag een onbekende loopbaan te wachten.

Wat er ook mooi uitzag was mijn toga. Want ja, de dominee moest er ook een beetje netjes uitzien; ik was nogal liturgisch gezind in die dagen (en nog), dus daar hoorde een witte toga bij. Tot die gebeurtenis had ik geen inkomen, terwijl mijn echtgenote maar een half inkomen had. Dus de toga was wel een rib uit ons lijf: vierhonderd vijftig gulden! Om de kosten te drukken koos ik voor twee stola’s met aan de binnenkant en de buitenkant twee verschillende liturgische kleuren. Door de stola om te draaien bevond je je plotseling in een heel andere liturgische sfeer.

Inmiddels zijn we een kwart eeuw verder. De kerk is veranderd (op veel plekken minder vol geworden). De wereld is veranderd (11 september, oorlog in de golf, onvrede in de politiek, corona). Toch is de toga nog altijd dezelfde. Misschien is ze een beetje meer gesleten. Zoals ook de dominee een beetje gesleten is. Aanvankelijk was hij toch wel erg bezig met de dingen uitleggen die hij op de universiteit geleerd had.

Een rib uit ons lijf was het. Maar ach, daar zijn wel meer mooie dingen uit voortgekomen

 

 

Pierre Eijgenraam

Kent u de ‘Groene Bedstee’ in landgoed Mariëndaal, tussen Arnhem en Oosterbeek? Dat is de mooiste tunnel die ik ken. Aangelegd rond 1860, een paar honderd meter lang, bestaande uit zorgvuldig opgebonden en gesnoeide haagbeuken die samen een lange groene tunnel vormen. De bedstee was een geliefde plek voor adellijke dames, waar ze onbespied en beschermd tegen zonneschijn een uurtje in de buitenlucht konden vertoeven.

Zelf heb ik ook zo’n groene bedstee, in het Rozendaalse bos. Elke week ga ik daar een paar keer wandelen, ’s morgens rond een uur of acht. Je vindt er een wirwar aan ‘groene tunnels’: zandwegen en paden onder de bomen, waarover je elke dag een andere route kunt kiezen.

Mijn wandeling begint meestal hijgend en puffend, want het is er behoorlijk heuvelachtig. Eenmaal warmgelopen begint het piekeren: ik denk na over mijzelf, over vrouw en kinderen, het programma voor de dag, over gedoe in de kerkenraad of in de gemeente, over de preek of mijn nieuwe column voor de thuisblijvers. Na een half uur of drie kwartier daalt er wat rust in mij. Mijn hoofd begint ‘schoon’ te worden. Ik kijk om me heen en geniet van de rust en de schoonheid in het bos; het wandelen wordt bijna een soort van bidden of mediteren.

Na een goed uur bereik ik dan weer de parkeerplaats, aan het einde van mijn groene tunnel. De dag kan niet meer stuk, ik ben er klaar voor!

 

De schrijvers laten deze keer hun licht schijnen over ‘Het einde van de tunnel’. Of dat nu symbolisch is (corona is op z’n retour) laten we maar even in het midden, feit is dat het einde van de tunnel meestal opluchting teweegbrengt.

Tunnels blijven toch opmerkelijke fenomenen. Je gaat erin en eruit en ondertussen ben je onder de grond. Het is er donker, je hebt licht bij je of het hangt ergens in de tunnel en als de tunnel werkelijk recht is zie je aan de beide uiteinden licht binnenvallen.

Vaak zijn ze buitengewoon functioneel: voordat er tunnels waren, was het oversteken van de Alpen een levensgevaarlijke klus. Dat is het aanleggen ervan trouwens ook: regelmatig hoor je dat er ongelukken gebeuren tijdens het aanleggen daarvan. Daarom wordt de heilige Barbara van Nicomedia (waarvan gezegd wordt dat ze opgesloten zat in een kelder) bij de tunnelbouwers ook aangeroepen om de veiligheid te bevorderen tijdens de klus.

Sommige mensen zijn gefascineerd van tunnels, anderen kunnen er niets mee en zijn het liefst weer snel buiten.

De redactie

 

Kees van Keulen

De redactie had een vooruitziende blik en ging er bij het opstellen van de onderwerpenlijst – maanden geleden – vanuit, dat de corona-pandemie nu (bijna) voorbij zou zijn. Zouden we er lekker nog eens over los kunnen gaan.

Bij mij – en vast veel anderen – komt dan de vraag naar boven, wat dit voor de kerkgang betekent. Zouden de voorheen trouwe kerkgangers er inmiddels aan gewend zijn niet meer naar de kerk te gaan, het wel best vinden voor de tv te zitten en een perfect lopende dienst “mee te maken”? De uitzendingen van onze eigen kerkdiensten via Kerkomroep.nl liepen toch bepaald niet vlekkeloos! Wie zou er de afgelopen maanden achter zijn gekomen er niets aan te hebben gemist? Zouden de ouders met kinderen wegblijven, nu de kinderen niet beter weten? En dan de velen die – begrijpelijk met verdriet – afstand hebben gedaan van De Kandelaar en niet eens de kans hebben gekregen te wennen aan een nieuw huis? Wat zou de consequentie ervan zijn, dat we zolang na de dienst geen koffie hebben gedronken?

Het einde van de tunnel. Licht? Een zwart gat? Of laat het ons koud? In ieder geval ben ik ervan overtuigd, dat we er niet op hoeven te rekenen, dat God haar/zijn kerk ervoor zal behoeden geheel verloren te gaan. We moeten onszelf de vraag stellen: Kunnen we niet zonder de kerkdiensten en gaan er koste wat kost mee door, of houden we ermee op?

 

Arjen Hiemstra

Afgelopen woensdag was het 25 jaar geleden dat ik bevestigd werd als predikant in mijn eerste gemeente. Een feestelijke gebeurtenis op een zonnige zondag in een kerkje in Vollenhove. Mijn stagepredikant deed de bevestiging, iedereen blij en uitgelaten, een mooie dienst en na afloop een ontmoeting met familie, vrienden en gemeenteleden van de nieuwe gemeente. En alles zag er mooi uit, er lag een onbekende loopbaan te wachten.

Wat er ook mooi uitzag was mijn toga. Want ja, de dominee moest er ook een beetje netjes uitzien; ik was nogal liturgisch gezind in die dagen (en nog), dus daar hoorde een witte toga bij. Tot die gebeurtenis had ik geen inkomen, terwijl mijn echtgenote maar een half inkomen had. Dus de toga was wel een rib uit ons lijf: vierhonderd vijftig gulden! Om de kosten te drukken koos ik voor twee stola’s met aan de binnenkant en de buitenkant twee verschillende liturgische kleuren. Door de stola om te draaien bevond je je plotseling in een heel andere liturgische sfeer.

Inmiddels zijn we een kwart eeuw verder. De kerk is veranderd (op veel plekken minder vol geworden). De wereld is veranderd (11 september, oorlog in de golf, onvrede in de politiek, corona). Toch is de toga nog altijd dezelfde. Misschien is ze een beetje meer gesleten. Zoals ook de dominee een beetje gesleten is. Aanvankelijk was hij toch wel erg bezig met de dingen uitleggen die hij op de universiteit geleerd had.

Een rib uit ons lijf was het. Maar ach, daar zijn wel meer mooie dingen uit voortgekomen